Oorlogslachtoffers
Flight sergeant Robert Inglis Hugh Aird, wireless operator en air gunner bij de Royal Air Force, sneuvelde op 6 juli 1941, oud 21 jaar. Hij lig begraven op het kerkhof te Lutten. Op zijn grafsteen staat:
I LEAVE THE WORLD
WITHOUT A TEAR
SAVE FOR THE FRIENDS
I HOLD SO DEAR
Roy Harrold Jordan, Robert Inglis Hugh Aird, Duncan Morrison en Robert Goulding vormden met z'n vieren de bemanning van een Whitley V-bommenwerper, behorend tot het 10de squadron van de Royal Air Force. Op de avond van 5 juli 1941 om 22.46 uur waren ze met hun vliegtuig opgestegen van de R.A.F.-basis Leeming in het graafschap Yorkshire, iets ten oosten van Northallerton in Engeland. Ze maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 94 bommenwerpers die een aanval zou uitvoeren op de Duitse stad Münster. Alle toestellen zouden na een geslaagde actie terugkeren, behalve deze Whitley V, gekenmerkt Z.6793.
Om even na middernacht, om 00.56 uur stortte deze neer op het land van Salomons bij De Krim / Schuinesloot, nadat het toestel door een Duitse nachtjager was aangevallen. Alle inzittenden kwamen daarbij om. In eerste instantie werden drie lichamen geborgen die op de achtste juli met enig militair ceremonieel van Duitse zijde op het kerkhof in Lutten werden begraven in aanwezigheid van gemeentelijke autoriteiten en de beide predikanten, waarbij ds. Theunissen een bijbelgedeelte las en voorging in gebed. De vierde inzittende, sergeant Jordan, werd pas in de middag van 11 juli gevonden en diezelfde avond, om 22.55 uur, naast zijn kameraden begraven, weer in aanwezigheid van de beide burgemeesters van Hardenberg en Gramsbergen, en de beide predikanten. De graven zouden in de loop van de oorlogsjaren gemarkeerd worden door houten kruisen met daarop de namen en registratienummers. Na de oorlog, in het begin van de jaren '50, zorgden de Imperial War Graves en het toenmalige Ministerie van Oorlog voor een meer duurzame en monumentaler aanleg met stenen.
Pieter Arends (geb. 26 april 1918 Odoorn, ovl. 26 april 1945 Hardenberg), was getrouwd met Lena Jacoba Jansen.
Het Salland's Volksblad van 27 april 1945, de eerste krant na de oorlog, meldde: Heemse. Bij de dagen der bevrijding is de heer H. Scheffer door een doodelijk schot getroffen. Hij, die bij hem was, de heer Arends, onderwijzer aan de MULO te Hardenberg, is gewond geworden. Gisteren, op zijn 27sten verjaardag, is ook hij in het ziekenhuis overleden. De toedracht:
Hardenberg werd op vrijdag 6 april 1945 bevrijd door geallieerde eenheden die vanuit oostelijke richting, dus vanuit Duitsland, naar Zuid-Drenthe en Oost-Overijssel oprukten. In Heemse zaten toen nog Duitse soldaten. Om hen te verdrijven trokken op 6 april Canadezen met hun pantserwagens vanuit Hardenberg naar Gramsbergen om via de Haardijk Heemse te bereiken. Die omweg was noodzakelijk omdat de Duitsers de brug over de Vecht hadden opgeblazen.
Toen de Canadese pantserwagens in Heemse arriveerden en bij het kruispunt bij Oostenbrink door juichende Heemsenaren werden onthaald, kwam er uit Ommen een Duitse auto met officieren over de Hessenweg Heemse binnenrijden. Deze auto werd gevolgd door een autobus met manschappen. Zij werden direcht door de Canadezen onder vuur genomen. Na een korte heftige schotenwisseling zwaaiden de Duitsers met witte vlaggen. Zij wilden zich overgeven, maar toen de Canadezen op hen toe reden, werden zij beschoten. Een van de pantserwagens reed toen via de Scholtensdijk naar de Hervormde kerk en opende het vuur op de Duitsers. Die hadden zich inmiddels verschanst in een schuilplaats voor auto's, maar werden al snel uitgeschakeld.
Twee leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.), die daar patrouilleerden, kregen de opdracht om de Duitse overlevenden te bewaken totdat zij door de geallieerden zouden worden afgevoerd. Na dit voorval vertrokken de Canadezen weer uit Heemse. Verder opdrukken naar Ommen wilden zij niet, bang dat zij 's nachts vanuit de bossen door Duiters met pantservuisten bestookt zouden worden.
Daardoor bleef de B.S. alleen achter in Heemse en Hardenberg. Dat was gevaarlijk, want door het snelle oprukken van geallieerde troepen bleven her en der groepjes Duitsers achter die zich wilden hergroeperen. Om dat te verhinderen, versterkte de B.S. de patrouilles.
Pieter Arends en Herman Scheffer, twee leden van de Ordedienst (O.D.), hielden wacht bij de stuw. Dat was toen nog de enige verbinding tussen Hardenberg en Heemse. Daar werden zij door Duitse soldaten overvallen. Scheffer overleed ter plekke en Arends, die zwaar gewond was, stierf enkele weken later.
Over deze persoon hebben we geen verdere informatie.
Over deze persoon hebben we geen verdere informatie.
David Blein is geboren op18 mei 1882 te Gramsbergen. Zijn ouders waren Simon Blein en Eva Zilversmit.
David was getrouwd met Regina Hoogstraal. Het echtpaar had twee kinderen, Hartog Simon Blein en een kind dat de oorlog overleefde. Het gezin woonde in Hardenberg, waar David Blein een slagerij had in de Voorstraat 30. Zijn twee kinderen werkten bij hem in de slagerij.
Op 14 mei 1943 is David overleden in het concentratiekamp Sobibor. Hij is 60 jaar geworden.
Lotte Blein was geboren op 15 september 1939 te Stad Hardenberg, als dochtertje van Simon Blein en Gerta Gross. Lotte Blein werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor, alwaar ze op 11 juni 1943 overleed. Zij bereikte de leeftijd van 3 jaar.
Regina Bertha (roepnaam: Ginie) Blein is geboren op 19 december 1938 te Stad Hardenberg. Zij was een dochtertje van Hartog Simon Blein en Johanna Zilverberg.
Regina Bertha Blein werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor, alwaar ze op 11 juni 1943 overleed. Zij bereikte de leeftijd van 4 jaar.
Harry Blein (eigenlijk Hartog Simon), geboren 11-11-1909 te Stad Hardenberg, stamt uit een geslacht dat rond 1800 uit Hessen-Kassel naar Nederland kwam. Sporen zijn nog te vinden in Dalfsen, Gramsbergen en Hardenberg. Net als veel van zijn familieleden was hij van beroep slager. Harry werkte samen met zijn broer Simon in de slagerij van zijn vader David Blein, aan de Voorstraat 30 in Hardenberg.
Harry Blein trouwde in 1938 met de dertigjarige Johanna Zilverberg uit Coevorden. Zij kregen één kind, Regina Bertha (Ginie). Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Blein nog geprobeerd via België, Frankrijk en Spanje naar Engeland te ontsnappen. De Hardenbergse kleermaker Mannes Meijer werd ingeschakeld om hen naar Breda te begeleiden, waarbij werd gedaan alsof de vrouw van Harry Blein de echtgenote van Meijer was. Na aankomst in Breda vertrok Meijer weer met de trein naar Hardenberg. De volgende dag kon hij het echtpaar weer ophalen. De vluchtpoging was mislukt, omdat ze waren ontdekt bij het oversteken van de grens. Al hun bezittingen (waardepapieren, goud, zilver) waren ze op de vlucht kwijtgeraakt.
In de lente van 1943 werd het gezin Blein op transport gesteld naar Sobibor. Ginie en haar moeder Johanna werden op 11 juni vergast. Harry Blein stierf ruim een maand later, op 16 juli. Simon, de broer van Harry, heeft als enige van de familie de vernietigingskampen overleefd. Na de oorlog had hij een slagerij in Amsterdam. Later is hij naar Frankrijk geëmigreerd.
JOKOS-dossier
Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 8374) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.
(informatie: R. Gritter)
Simon Blein was geboren in het Duitse Königheim op 30 april 1907. Hij was boer van beroep en gehuwd met Gerta Gross. Simon stierf op 16 juli 1943 in concentratiekamp Sobibor. Hij bereikte de leeftijd van 36 jaar.
Uit Salland's Volksblad, 15-11-1946:
Treurige zekerheid. Door de buurman, schilder Zweers, is bericht ontvangen van overheidswege, dat met zekerheid is komen vast te staan, dat de manufacturier Simon Blein in juli 1943 overleden is te Sobibor, terwijl zijn vrouw en de kleine Lotte reeds in juni waren gestorven als slachtoffers van het schrikbewind.
Gerta Blein-Gross was geboren op 27 april 1914 in het Duitse Königheim. Ze was gehuwd met Simon Blein. Gerta overleed in het concentratiekamp Sobibor op 11 juni 1943. Ze bereikte de leeftijd van 29 jaar.
Regina Blein-Hoogstraal is geboren op 18 oktober 1883 te Uithuizen (Gr). Haar ouders waren Hartog Hoogstraal en Geertje Nieweg. Regina was gehuwd met David Blein.
Regina is overleden in concentratiekamp Sobibor, op 14 mei 1943. Ze is 59 jaar geworden.
Lotte Blein-Stein was geboren op 12 april 1877 te Ermetzhofen (Baiern) als dochter van Amson Wolf Stein en Mathilde Reich. Lotte was op 5 juni 1903 te Gramsbergen gehuwd met slager en winkelier Mozes Blein, zoon van Simon Blein en Eva Zilversmit.
Het echtpaar kreeg drie kinderen: Sara Mathilda (geb. 14-03-1904, ovl. 11-08-1907), Mathilda Blein (geb. 21-03-1905) en Simon Blein (geb. 30-04-1907).
Na het overlijden van Mozes Blein (op 6 februari 19215 te Zwolle) verhuisde weduwe Lotte Blein-Stein met haar kinderen op 10 augustus 1925 naar het Duitse Westheim bij Hammelberg (Baiern). Later is ze naar Stad Hardenberg gegaan, naar het adres B-135.
Lotte is overleden in het concentratiekamp Sobibor, op 21 mei 1943. Ze is 66 jaar geworden.
Van deze persoon of van een van de andere gezinsleden zijn ook JOKOS-dossiers (nummers 35658, 55909) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk. Uit de JOKOS-dossiers is bekend dat er een claim is ingediend voor vergoeding van:
- Geroofde effecten of waardepapieren (W-claim, nummer 162/R3-5).
- Waardevolle voorwerpen ingeleverd bij de roofbank Lippmann-Rosenthal (L-claim, nummer 971/21567).
Johanna Blein-Zilverberg is geboren op 28 april 1908 te Coevorden. Ze was gehuwd met Hartog Simon Blein.
Johanna is vergast in concentratiekamp Sobibor, op 11 juni 1943.
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Albert Bols, geboren op 19 december 1909 te Ambt Hardenberg. Hij was controleur bij de C.C.D, de Crisis Controle Dienst en had in die hoedanigheid ruime bewegingsvrijheid. Hij was vooral betrokken bij het onderduikerswerk en de illegale distributie van bonkaarten. Albert Bols is 35 jaar geworden.
11 januari 1945. In de loop van de avond werden Albert Bols en Mans Schuurman door de S.D. gearresteerd en meegenomen voor 'ondervraging'. Hun fietsplaatjes hadden de S.D. op hun spoor gezet, want ze hadden hun fietsen achtergelaten toen ze overhaast uit de pastorie van ds. C. Dijkhuis moesten vluchten, omdat er onraad dreigde. Dominee Dijkhuis was na een waarschuwing ondergedoken en het verzetstweetal Bols en Schuurman hielpen om waardevolle zaken uit de pastorie veilig te stellen. Een dag later werden de overige verzetsmensen aangehouden. Ze werden allemaal overgebracht naar kamp Erica bij Ommen. Rond 18 januari werd de groep gevangenen overgebracht naar het Huis van Bewaring te Almelo. Rond 8 februari werd de groep opnieuw overgeplaatst, nu naar de gevangenis 'De Kruisberg' te Doetinchem. Op 26 februari stuitten vier Duitse officieren bij toeval op een gewapende knokploeg van circa 25 mannen in de boerderij 'De Bark' in De Heurne bij Dinxperlo. De verzetsmensen zijn verrast en overmeesteren de Duitsers. Het zijn overtuigde Nazi's die het niet op een akkoordje met het verzet willen gooien. De verzetstrijders besluiten de gevangenen te doden door ophanging. Daarna proberen ze zich van de lijken te ontdoen door ze in de Duitse auto te vervoeren naar de plaats waar kort tevoren een bom is ingeslagen. Daar steken ze de auto in brand, zodat het geheel op een noodlottig ongeluk moet lijken. Het plan slaagt slechts gedeeltelijk.
Als de Duitsers de halfuitgebrande auto aantreffen, is er slechts een zeer summier onderzoek nodig om vast te stellen dat dit geen ongeluk is, maar dat de militairen door ophanging of wurging om het leven zijn gebracht. De woedende bezetters eisen wraak en willen dat de burgemeester vijftig mensen uit Varsseveld aanwijst om gefusilleerd te worden. De (NSB)-burgemeester weet gedaan te krijgen dat de Duitsers in plaats van burgers uit Varsseveld 'genoegen' nemen met een aantal politieke gevangenen uit 'De Kruisberg'.
Op 2 maart worden 46 gevangenen met vrachtauto's gereden naar de plaats waar de vier officieren ongeveer waren aangetroffen. In een korenveld achter de boerderij van de heer Kraaijenbrink worden ze door de executiemilitairen doodgeschoten. Boeren uit de omgeving worden gesommeerd de lichamen naar het kerkhof in Varsseveld te vervoeren waar ze in een door gemeentearbeiders gegraven massagraf ter aarde worden besteld. In de loop van zondag 4 maart dringt het bericht over de gebeurtenissen bij Varsseveld tot Bergentheim door. De ontsteltenis en droefheid is zeer groot. Op 26 april worden de lichamen opgegraven en geïdentificeerd door Arend Mulder en Jan Ormel, waarna ze zijn overgebracht naar Bergentheim.
In Bergentheim is een straat naar Albert Bols vernoemd, de Bolsstraat in de woonwijk Möllincksvaart.
Asser Bromet was geboren op 21 januari 1873 te Stad Hardenberg, als zoon van David Meijer Bromet en Sara Cantor.
Asser Bromet woonde in de Stationsstraat B-83 te Hardenberg. Op dat adres woonden ook zijn drie broers: Marcus Bromet, Meijer Bromet en Philip Bromet. Asser Bromet was, evenals zijn broers, koopman.
Op 14 mei 1943 overleed Asser, ongehuwd, in concentratiekamp Sobibor. Hij is 70 jaar geworden.
Marcus Bromet was geboren op 25 oktober 1875 te Stad Hardenberg, als zoon van David Meijer Bromet en Sara Cantor. Marcus is op 2 december 1908 te Stad Hardenberg getrouwd met Rijntje van den Berg uit Oud-Beierland. Het echtpaar had twee kinderen. Het gezin woonde in de Stationsstraat B-83 te Hardenberg. Op dat adres woonden ook zijn drie broers: Meijer Bromet, Asser Bromet en Philip Bromet. Marcus Bromet was, evenals zijn broers, koopman (manufacturier). De echtgenote van Marcus Bromet en de twee kinderen overleefden de oorlog.
Marcus overleed op 67-jarige leeftijd, op 14 mei 1943 in concentratiekamp Sobibor.
Van dit huishouden is ook een JOKOS-dossier (nummer 6408) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.
Meijer Bromet was geboren te Stad Hardenberg, op 2 maart 1866, als zoon van David Meijer Bromet en Sara Cantor. Samen met zijn broers runde hij een grote manufacturenzaak. Meijer Bromet woonde in de Stationsstraat B-83 te Hardenberg. Op dat adres woonden ook zijn drie broers: Marcus Bromet, Asser Bromet en Philip Bromet.
Meijer Bromet overleed, ongehuwd, op 14 mei 1943 in concentratiekamp Sobibor. Hij is 77 jaar geworden.
Philip Bromet was geboren op 14 februari 1886 in Stad Hardenberg, als zoon van David Meijer Bromet en Sara Cantor. Philip Bromet woonde in de Stationsstraat B-83 te Hardenberg. Op dat adres woonde ook zijn drie broers: Marcus Bromet, Asser Bromet en Meijer Bromet. Philip Bromet was, evenals zijn broers, koopman.
Op 57-jarige leeftijd overleed Philip, ongehuwd, in concentratiekamp Sobibor, op 30 april 1943.
Alex Sallie de Bruin was geboren op 26 november 1927 als zoon van Rudolf Emanuel de Bruin en Rosalchen Salomonson. Alex Sallie (kleermaker van beroep) overleed op 28 mei 1943 in concentratiekamp Sobibor. Hij is 15 jaar geworden.
Emanuel de Bruin was geboren op 20 oktober 1921 te Stad Hardenberg, als zoon van Rudolf Emanuel de Bruin en Rosalchen Salomonson. Hij overleed op 20-jarige leeftijd op 30 september 1942 in concentratiekamp Auschwitz.
Lion Emanuel de Bruin (boer) was geboren op 29 maart 1918 te Stad Hardenberg. Hij overleed op 30 september 1942 in concentratiekamp Auschwitz. Hij is 24 jaar geworden.
Rudolf Emanuel de Bruin was geboren op 29 mei 1887 te Stad Hardenberg, als zoon van Emanuël de Bruin en Rosetta Cohen. Hij was gehuwd met Rosalchen Salomonson.
Uit dit huwelijk zijn zeker drie kinderen geboren te Stad Hardenberg: Lion Emanuel (geb. 29-03-1918), Emanuel (geb. 20-10-1921) en Alex Sallie (geb. 26-11-1927).
Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 13169) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.
De Bruin was eigenaar van een drukkerij en uitgever van de plaatselijke krant De Vechtstreek. Hij vervulde een prominente rol in het openbare leven. Jarenlang was hij wethouder. Op 17 december 1941 werd zijn bedrijf op last van de Sicherheitspolizei in Zwolle gesloten.
Rudolf Emanuel overleed in concentratiekamp Sobibor op 28 mei 1943. Hij bereikte de leeftijd van 55 jaar.
Rosalchen de Bruin-Salomonson was geboren op 1 september 1889 in het Duitse Nordhorn. Ze was gehuwd met Rudolf Emanuel de Bruin. Rosalchen overleed op 28 mei 1943 in het concentratiekamp Sobibor.
Ronald Cordingley was een zoon van Thomas en Daisy Cordingley uit Salford, Lancashire. Hij was gehuwd met Phoebe.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg.
Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. De begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen.
Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
William Robert (Bill) Davies was geboren op 25 december 1917 in Peterborough (Ontario, Canada) als zoon van William John en Annie Davies. Hij was gehuwd met Marion Elsa Davies te Peterborough.
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Op 16 februari 1945 stortte op een heideveld bij Rheezerveen een Amerikaans vliegtuig neer. De bemanningsleden Brunson en Del Torto werden elk in een afzonderlijk graf op het oude kerkhof aan de Stationsstraat begraven op 20 februari 1945. In oktober van dat jaar zijn de Amerikanen overgebracht naar de begraafplaats voor Amerikaanse oorlogsslachtoffers te Margraten bij Maastricht.
Joseph V. Del Torto, sergeant in de U.S. Air Force, nr. 32940850, vloog bij het 615de Bomber Squadron, 401st Bomber Group.
Hij ging in dienst vanuit New York en stierf op 16 february 1945. Hij ligt begraven op de Nederlands/Amerikaanse begraafplaats in Margraten (Limburg), in vak K Rij 16 Graf 8. Hij is postuum onderscheiden met een Purple Heart.
In het Gemeentearchief Hardenberg bevindt zich onderstaand document in het archief van de Koninklijke Marechaussee, afd. Hardenberg:
Aan den heer commandant van het Marechaussee gewest Arnhem te Bathmen. Hierbij heb ik de eer UHoogEdelGestrenge beleefd het navolgende te berichten: Op den 16den februari 1945 te omstreeks 14.30, is in de buurtschap Rheezerveen onder de gemeente Hardenberg, een Amerikaansche bommenwerper brandend neergestort. Voorzoover is kunnen worden nagegaan, zijn drie leden van de bemanning om het leven gekomen. Eenige andere leden der bemanning, die met parachutes zijn afgesprongen, zijn door Duitsche militairen opgevangen. Doordat het vliegtuig in het heideveld is terechtgekomen, is geen schade veroorzaakt. Onder de burgerbevolking zijn geen persoonlijke ongelukken voorgekomen. De onderluitenant-groepscommandant P. Blok.
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Philip Wesley (Pip) Dunn was geboren op 18 augustus 1920 te Watson's Bay (Sidney, New South Wales, Australië), als zoon van Charles Wesley Dunn en Iris Minnie Dunn.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. De bergers vonden hem; zijn hoofd en beide armen waren afgebrand, maar zijn papieren waren nog in orde. Zijn begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wealey Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
Uit het archief van de rijkspolitie groep Hardenberg, post Slagharen, d.d. 22 febr. 1954:
Jan Fleer, geboren te Amsterdam op 3 juni 1897, is te Varseveld (gem. Wisch) door de Duitsers gedood op 2 maart 1945. Hij is aanvankelijk aldaar begraven, maar op 18 mei 1945 opgegraven en op 19 mei 1945 herbegraven te Lutten, op de algemene begraafplaats. Zijn vrouw woonde in 1954 in Amsterdam.
Voor en tijdens de bezetting woonde te Slagharen de vroedvrouw J. van der Wal met haar dochter en haar ouders. Tijdens de bezetting kwam haar zuster met haar twee jongens bij haar inwonen. Eén van de zoons was Johannes Fleer. Het gezin Van der Wal werd in januari 1945 door de Duitsers gearresteerd op grond van het feit dat Johannes Fleer ondergronds werk verrichtte, uitgaande van de communistische beweging. Bij de huiszoeking door de Duitsers werd een groot aantal illegale bladen en communistische lectuur gevonden. In haar woning was bij de Duitse overval ondergedoken de man van haar zuster, Jan Fleer. Deze had dienstgenomen bij de NSKK. Dit was tegen de zin van zijn vrouw. Toen Jan Fleer met verlof te Slagharen kwam, wist zijn vrouw hem te bewegen niet terug te keren naar zijn onderdeel. Hij is toen in die woning ondergedoken. Zijn NSKK-uniform werd verbrand en zijn automatisch pistool werd in de woning verstopt. Bij de huiszoeking werd hij door de Duitsers gevonden, alsook zijn pistool. Als deserteur werd hij toen gevangen genomen. De vrouwen en de ouders werden na hun arrestatie vervoerd naar een kamp te Groningen. Jan Fleer en zijn zoon Johannes Fleer werden overgebracht naar het kamp Erica bij Ommen. Johannes Fleer is te Varseveld doodgeschoten als illegale werker en Jan Fleer is doodgeschoten als deserteur van de NSKK. Beiden zijn op 19 mei 1945 te Lutten herbegraven. In 1948 is Johannes Fleer aldaar opgegraven en opnieuw begraven te Amsterdam. Jan Fleer ligt nog in Lutten begraven.
John Forbes, geboren op 28 oktober 1920 te Wandsworth (Londen), als zoon van Edward Morris Forbes en Mabel Harriett Forbes.
Op 6 oktober 1942, rond 23.30 uur, kwam in Slagharen een vliegtuig neer op het aardappelland van Hendrik Euverman aan de Troostenwijk. Het vliegtuig kwam neer nadat van tevoren in de lucht een gevecht had plaats gehad. Bij het vliegtuig lagen verspreid vijf lijken van de bij dat vliegtuig behorende bemanning. De lijken waren deels totaal verminkt en deels totaal verkoold. Op één van de lijken werd een metalen plaatje aangetroffen waarop vermeld stond: 'G. Slater, I-287890'. Op de andere lijken werd geen herkenningsplaatje gevonden.
Het neergestorte vliegtuig was totaal vernield. Verschillende brokstukken daarvan lagen verspreid binnen een cirkel van 400 à 500 meter vanaf het vliegtuig. Het vliegtuig was ten dele zodanig verbrand en vernield dat herkenning omtrent soort en type op dat moment niet mogelijk was. De vijf lijken zijn, nadat deze door de Duitse autoriteiten waren vrij gegeven, door de de zorg van het Hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op woensdag 7 oktober 1942 te omstreeks 15 uur in de daarvoor bestemde kisten gedaan en vervoerd naar de begraafplaats te Hardenberg en op donderdag 8 oktober rond 13.30 uur aldaar begraven. Op de graven van deze omgekomen Engelse vliegers stond aanvankelijk een groot kruis met de tekst: 'Hier rusten de Engelse vliegeniers G. Slater en 4 onbekenden, gevallen 6 oktober 1942 in Slagharen'. Er werd ruimte gelaten om eventueel later namen toe te kunnen voegen.
Naderhand werden de namen van de omgekomen bekend. Het waren:
- John Forbes
- John Forman
- Walter John Howes
- George William Rhodes
- Geoffrey Slater
Op 6 oktober 1942, rond 23.30 uur, kwam in Slagharen een vliegtuig neer op het aardappelland van Hendrik Euverman aan de Troostenwijk. Het vliegtuig kwam neer nadat van tevoren in de lucht een gevecht had plaats gehad. Bij het vliegtuig lagen verspreid vijf lijken van de bij dat vliegtuig behorende bemanning. De lijken waren deels totaal verminkt en deels totaal verkoold. Op één van de lijken werd een metalen plaatje aangetroffen waarop vermeld stond: 'G. Slater, I-287890'. Op de andere lijken werd geen herkenningsplaatje gevonden.
Het neergestorte vliegtuig was totaal vernield. Verschillende brokstukken daarvan lagen verspreid binnen een cirkel van 400 à 500 meter vanaf het vliegtuig. Het vliegtuig was ten dele zodanig verbrand en vernield dat herkenning omtrent soort en type op dat moment niet mogelijk was. De vijf lijken zijn, nadat deze door de Duitse autoriteiten waren vrij gegeven, door de de zorg van het Hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op woensdag 7 oktober 1942 te omstreeks 15 uur in de daarvoor bestemde kisten gedaan en vervoerd naar de begraafplaats te Hardenberg en op donderdag 8 oktober rond 13.30 uur aldaar begraven. Op de graven van deze omgekomen Engelse vliegers stond aanvankelijk een groot kruis met de tekst: 'Hier rusten de Engelse vliegeniers G. Slater en 4 onbekenden, gevallen 6 oktober 1942 in Slagharen'. Er werd ruimte gelaten om eventueel later namen toe te kunnen voegen.
Naderhand werden de namen van de omgekomen bekend. Het waren:
- John Forbes
- John Forman
- Walter John Howes
- George William Rhodes
- Geoffrey Slater
Andries Frank is geboren op 23 juni 1903 te Stad Hardenberg, als zoon van Isak Frank en Henriëtte de Haas. Andries is overleden op 40-jarige leeftijd, op 30 november 1943 te Lublin.
Aäron Frank was geboren op 13 mei 1909 te Stad Hardenberg, als zoon van Isak Frank en Henriëtte de Haas. Aäron Karel Frank is overleden op 30 november 1943 in concentratiekamp Majdanek. Hij is 34 jaar geworden.
Isaac Frank was geboren op 6 juli 1866 te Stad Hardenberg, als zoon van Andries Isak Frank en Aaltje van Coeverden.
Isaac Frank was koopman in textielwaren (manufacturier) en trouwde op 27 mei 1896 te Stad Ommen met Henriëtte de Haas.
Uit dit huwelijk werden zeker vier kinderen geboren in Stad Hardenberg: Alida (geb. 24-03-1897), Martha (geb. 16-02-1901), Andries (geb. 23-06-1903) en Aäron Karel (geb. 13-05-1909).
Isaac is overleden in concentratiekamp Sobibor, op 20 maart 1943. Hij bereikte de leeftijd van 76 jaar.
Frederika Frank-Levie is geboren op 23 augustus 1909 te Leek (Gr). Ze was een dochter van Samuel en Jettina Levie. Frederika was gehuwd met Andries Frank.
Frederika is op 20 maart 1943 in het Poolse concentratiekamp Sobibor overleden. Ze was 33 jaar geworden.
Zina van Gelderen (Hardenberg, 29 november 1873, Auschwitz, 25 januari 1943) werd verpleegd in het centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornse Bos' in Apeldoorn. In de nacht van donderdag 21 januari op vrijdag 22 januari 1943 zijn alle patiënten, soms naakt, verward of in dwangbuis, door eenheden van de Waffen-SS en de Ordnungspolizei onder de persoonlijke leiding van Hauptsturmführer Ferdinand aus der Fünten van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung (die daarbij geholpen werd door Albert Konrad Gemmeker, de SS-commandant van Kamp Westerbork) in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht.
Deze trein vertrok de volgende ochtend om 7 uur en bracht de bijna 1200 patiënten en 50 van de personeelsleden, rechtstreeks naar Auschwitz, waar de patiënten bij aankomst direct zijn vergast of doodgeschoten. De begeleidende verpleegkundigen gingen het kamp in. Van geen van de, in totaal 1250, mensen is ooit meer iets vernomen.
(informatie: R. Gritter)
Pilot officer Robert Goulding, piloot bij de Royal Air Force, gesneuveld op 6 juli 1941, oud 21 jaar; begraven op het kerkhof te Lutten. Op zijn grafsteen staat:
A BEAUTIFUL YOUNG LIFE
SO NOBLY GIVEN
Roy Harrold Jordan, Robert Inglis Hugh Aird, Duncan Morrison en Robert Goulding vormden met z'n vieren de bemanning van een Whitley V-bommenwerper. Op de avond van 5 juli 1941 om 22.46 uur waren ze met hun vliegtuig opgestegen van de R.A.F.-basis Leeming, iets ten oosten van Northallerton in Engeland. Ze maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 94 bommenwerpers die een aanval zou uitvoeren op de Duitse stad Münster. Alle toestellen zouden na een geslaagde actie terugkeren, behalve deze Whitley V, gekenmerkt Z.6793.
Om even na middernacht, om 00.56 uur stortte deze neer op het land van Salomons bij De Krim / Schuinesloot, nadat het toestel door een Duitse nachtjager was aangevallen. Alle inzittenden kwamen daarbij om. In eerste instantie werden drie lichamen geborgen die op de achtste juli met enig militair ceremonieel van Duitse zijde op het kerkhof in Lutten werden begraven in aanwezigheid van gemeentelijke autoriteiten en de beide predikanten, waarbij ds. Theunissen een bijbelgedeelte las en voorging in gebed.
De vierde inzittende, sergeant Jordan, werd pas in de middag van 11 juli gevonden en diezelfde avond, om 22.55 uur, naast zijn kameraden begraven, weer in aanwezigheid van de beide burgemeesters van Hardenberg en Gramsbergen, en de beide predikanten. De graven zouden in de loop van de oorlogsjaren gemarkeerd worden door houten kruisen met daarop de namen en registratienummers. Na de oorlog, in het begin van de jaren '50, zorgden de Imperial War Graves en het toenmalige Ministerie van Oorlog voor een meer duurzame en monumentaler aanleg met stenen.
Hans Erik Gouwe (geboren op 28 april 1923) had op 23 september 1944, samen met twee vrienden, Adriaan van Haeringen en Chris Bakker, de auto van de familie - een Ford - naar Zwartsluis gebracht. De Duitsers waren bezig alle auto's te vorderen. In Zwartsluis hadden de jongens de auto overgedragen aan het verzet. Daar hoorden ze dat de Mastenbroekerpolder onder water gezet was en ze besloten waar mogelijk boeren de helpende hand te bieden bij het redden van het vee. Thuis in Lutten had moeder bericht gekregen dat het nu wat later zou worden. Haar man, dokter Gouwe, verbleef op dat moment in kamp Neu Brandenburg in Duitsland.
Terwijl de jongens terugfietsten naar huis, hadden enkele verzetslieden in Balkbrug het vuur geopend op een munitieschip, echter zonder enig effect. Gealarmeerde Duitsers arresteerden kort daarna het niets vermoedende drietal. Zij werden verdacht, gefouilleerd en meegenomen. Daar in Balkbrug, in het laantje van 't huis bij dr. Hartsuiker, werd Hans Erik van achteren neergeschoten. Zijn lichaam werd naar de openbare weg gesleept waar het ter afschrikking moest blijven liggen. De beide anderen werden meegenomen, Chris wist later nog te ontkomen, maar ook Adriaan is doodgeschoten. Direct na de moord op Hans Erik werd er huiszoeking gedaan in de dokterswoning in Lutten, gewelddadig, brutaal en intimiderend. Daarbij is ook Johannes Kosse uit Slagharen neergeschoten: hij kwam toevallig voorbij en trachtte te ontkomen. Mevrouw Gouwe legde de gebeurtenissen vast in een dagboek om haar man bij terugkeer uit Duitsland te kunnen laten lezen wat er precies was gebeurd.
Mannes Grendelman was geboren op 16 juni 1913 te Ambt Hardenberg. Hij was landbouwer in Beerzerhaar en deed mee in verzetsacties bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, o.a. bij de ontvangst van wapendroppings op het Stegerenseveld en bij de opslag en distributie van wapens.
Op 12 januari werden Wolter Oordt en Mannes Grendelman door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar kamp Erica te Ommen. Op deze dag en de dag daarvoor waren in Bergentheim en omgeving in totaal twaalf mannen aangehouden. Na enkele dagen werden ze gevangen gezet in het Huis van Bewaring te Almelo om vandaaruit overgebracht te worden naar De Kruisberg in Doetinchem. Op 26 februari komen bij een verzetsactie bij Varsseveld vier Duitse officieren om. Als represaille worden daar op 2 maart 1945 46 mannen uit De Kruisberg gefusilleerd. Daarbij zijn ook de twaalf mannen uit Bergentheim, waaronder Wolter Oordt en Mannes Grendelman. Mannes Grendelman is 31 jaar geworden.
Kenneth Hugh Grenfell was geboren op 23 mei 1914 te Sydney (Australië) als zoon van Mr. and Mrs. Richard Everett Grenfell. Hij was gehuwd met Mabel Isabella Grenfell, uit Durham in Engeland.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Grenfell werd geïdentificeerd aan de hand van zijn polshorloge.
Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. De bergers vonden hem; zijn hoofd en beide armen waren afgebrand, maar zijn papieren waren nog in orde. Zijn begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Gerrit Griemink, geboren op 9 november 1917 te Emmen. Hij was ambtenaar R.K.B. in welke hoedanigheid hij de voorraden turf moest controleren. Voor zijn verzetswerk had hij zich aangesloten bij een actieve cel van de N.B.S. (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten). Gerrit Griemink is 27 jaar geworden.
In de woonwijk Möllincksvaart te Bergentheim is een straat naar hem genoemd, de Grieminkstraat.
Daniel (Danny) Hanlon, was een zoon van John en Margaret O'Hare Hanlon, uit Kilmarnock, Ayrshire (Schotland).
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Uit nieuwsblad 'Sallands Volksblad' van 11-09-1945:
Nadat de familie S. Hofstede maandenlang in onzekerheid had geleefd omtrent het lot van hun zoon, waren de laatste weken berichten ontvangen, die het ergste deden vrezen. Helaas is deze vrees thans zekerheid geworden: ook deze jongeman is uit het leven weggerukt door het bruut geweld van den Duitscher. Waar menschen machteloos staan om in het groote leed, dat over deze familie gekomen is, te helpen, bidden we hen toe de vertroostingen Gods.
Rouwadvertentie:
In het begin van mei ’45 nam God tot zich, zonder doodstrijd, tijdens een transport van het concentratiekamp Buchenwalde naar Theresienstad bij Praag, onze innig geliefde zoon, broer en verloofde Albert Jan Hofstede, oud 27 jaar. S. Hofstede, M.G. Hofstede-Flierman. Annie Nijland (verloofde). Hardenberg.
Christoffer Holland was een zoon van Godfrey and Violet Houssemayne Holland, uit Horsham, Sussex.
Op zondag 13 augustus 1944, 's nachts om 01.30 uur, kwam vanuit Duitsland een brandend vliegtuig aangevlogen en stortte tussen Bergentheim en Mariënberg neer op een perceel heidegrond van G.J. Scholten, wonend te Bergentheim. Het bleek een grote Engelse bommenwerper te zijn. In de omgeving van het wrak werden lijken van drie bemanningsleden gevonden. De overige leden zijn waarschijnlijk in het brandende vliegtuig omgekomen. De volgende vliegeniers werden direct geïdentificeerd: C. Holland, B. Ramsden, R.S. Williams. L.R. Watts werd pas later gevonden. De eerste drie zijn op 15 augustus 1944 begraven en de laatste, L.R. Watts, vier dagen later. Bij hun begrafenis waren de burgemeester, een ambtenaar en de commandant van de Luchtbeschermingsbrigade aanwezig.
Op 6 oktober 1942, rond 23.30 uur, kwam in Slagharen een vliegtuig neer op het aardappelland van Hendrik Euverman aan de Troostenwijk. Het vliegtuig kwam neer nadat van tevoren in de lucht een gevecht had plaats gehad. Bij het vliegtuig lagen verspreid vijf lijken van de bij dat vliegtuig behorende bemanning. De lijken waren deels totaal verminkt en deels totaal verkoold. Op één van de lijken werd een metalen plaatje aangetroffen waarop vermeld stond: 'G. Slater, I-287890'. Op de andere lijken werd geen herkenningsplaatje gevonden.
Het neergestorte vliegtuig was totaal vernield. Verschillende brokstukken daarvan lagen verspreid binnen een cirkel van 400 à 500 meter vanaf het vliegtuig. Het vliegtuig was ten dele zodanig verbrand en vernield dat herkenning omtrent soort en type op dat moment niet mogelijk was. De vijf lijken zijn, nadat deze door de Duitse autoriteiten waren vrij gegeven, door de de zorg van het Hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op woensdag 7 oktober 1942 te omstreeks 15 uur in de daarvoor bestemde kisten gedaan en vervoerd naar de begraafplaats te Hardenberg en op donderdag 8 oktober rond 13.30 uur aldaar begraven. Op de graven van deze omgekomen Engelse vliegers stond aanvankelijk een groot kruis met de tekst: 'Hier rusten de Engelse vliegeniers G. Slater en 4 onbekenden, gevallen 6 oktober 1942 in Slagharen'. Er werd ruimte gelaten om eventueel later namen toe te kunnen voegen.
Naderhand werden de namen van de omgekomen bekend. Het waren:
- John Forbes
- John Forman
- Walter John Howes
- George William Rhodes
- Geoffrey Slater
Klaas (Nicolaas) Huibers was geboren op 5 april 1886 te Wognum (West-Friesland) in een Rooms-Katholiek gezin. In de oorlogsjaren woonde hij in Bergentheim, maar was stationschef in Mariënberg. Hij was acatief in het verzet door het organiseren van illegale transporten per spoor. Ook was hij betrokken bij de terugkeer van neergekomen geallieerde piloten: hij droeg er zorg voor dat ze met de juiste trein konden reizen.
Op 17 september 1944 riep de regering in Londen op tot de spoorwegstaking. Huibers reageerde meteen op deze oproep en dook onder, op de boerderij van de familie De bruin aan de Stenendijk te Beerzerveld. Hij kwam daar in gezelschap van verzetsmensen en geallieerde piloten. Nadat half februari 1945 een inval van de S.D. nog met een sisser afliep - zij geloofden dat Huibers Klaas de Boer heette en een evacué uit IJmuiden was, werd een razzia in de nacht van 27 op 28 februari door de getipte landwacht hem noodlottig: acht mannen werden gearresteerd en in een vuurgevecht werd een landwachter gedood. Naderhand konden nog vijf gevangenen ontkomen, maar Huibers werd gevangen gezet in het Huis van Bewaring te Almelo. Ook deze gevangenis moest gevangenen 'leveren' voor de represailles voor de aanslag op enkele hoge Duitse officieren waaronder SS- en politiechef Rauter. Op 8 maart 1945 werden de gevangenen bij De Woeste Hoeve gefusilleerd. Klaas Huibers was één van hen. Hij is 57 jaar geworden.
Ernest (Jacky) Jackson was geboren op 4 oktober 1919 in Droylsden (Lancashire) als zoon van Ernest en Edna Jackson.
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Sergeant Roy Harrold Jordan, wireless operator en air gunner bij de Royal Air Force, gesneuveld op 6 juli 1941, oud 21 jaar; begraven op het kerkhof te Lutten. Op zijn grafsteen staat: 'At the going down of the sun - and in the morning - we think of you - Mom, Dad, jim and Peg'.
Roy Harrold Jordan, Robert Inglis Hugh Aird, Duncan Morrison en Robert Goulding vormden met z'n vieren de bemanning van een Whitley V-bommenwerper. Op de avond van 5 juli 1941 om 22.46 uur waren ze met hun vliegtuig opgestegen van de R.A.F.-basis Leeming, iets ten oosten van Northallerton in Engeland. Ze maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 94 bommenwerpers die een aanval zou uitvoeren op de Duitse stad Münster. Alle toestellen zouden na een geslaagde actie terugkeren, behalve deze Whitley V, gekenmerkt Z.6793.
Om even na middernacht, om 00.56 uur stortte deze neer op het land van W. Salomons bij Schuinesloot in de gemeente Hardenberg, nadat het toestel door een Duitse nachtjager was aangevallen. Alle inzittenden kwamen daarbij om. Over een afstand van ongeveer 700 meter lagen verschillende delen van het vliegtuig verspreid. In eerste instantie werden drie lichamen geborgen die op de achtste juli met enig militair ceremonieel van Duitse zijde op het kerkhof in Lutten werden begraven in aanwezigheid van gemeentelijke autoriteiten en de beide predikanten, waarbij ds. Theunissen een bijbelgedeelte las en voorging in gebed. De vierde inzittende, sergeant Jordan, werd pas in de middag van 11 juli gevonden en diezelfde avond, om 22.55 uur, naast zijn kameraden begraven, weer in aanwezigheid van de beide burgemeesters van Hardenberg en Gramsbergen, en de beide predikanten. De graven zouden in de loop van de oorlogsjaren gemarkeerd worden door houten kruisen met daarop de namen en registratienummers. Na de oorlog, in het begin van de jaren '50, zorgden de Imperial War Graves en het toenmalige Ministerie van Oorlog voor een meer duurzame en monumentaler aanleg met stenen.
Johan Christiaan Karres werd geboren op 6 augustus 1904 te Rotterdam. Uit een brief van het Nederlandsche Roode Kruis, van 17 november 1951, blijkt dat Karres in april 1945 als illegaal werker door de SS is gefusilleerd op een terrein van de landarbeider Van den Berg te Rheezerveen. Op dat terrein werden althans kledingstukken opgegraven die door zijn echtgenote werden herkend. Karres was indertijd op weg naar zijn in deze omgeving verblijvende kinderen, maar daar nooit aangekomen. Hij was wel in Ommen geweest bij een fotograaf.
Opsporingen naar het stoffelijk overschot hebben nimmer resultaat gehad. Karres was gehuwd met M. Verbeek.
Albert Jan Kerkdijk was geboren op 12 maart 1907 en woonde op een boerderijtje aan de Van den Beltsweg, samen met zijn vrouw Janna en hun drie kinderen. Naast het werk op zijn eigen bedrijf, werkte hij als los arbeider in de werkverschaffing. Hij had geen gehoor willen geven aan de oproep zich te melden voor de Arbeitseinsatz om in Duitsland te worden tewerkgesteld. Hij had zich tegen deze en gene hierover in principiële zin uitgelaten en daarmee anderen gestimuleerd ook niet te gaan. Verschillende mensen, onder wie de predikant, hadden erop aangedrongen dat hij zou onderduiken. Albert Jan deed dat niet, misschien ook omdat hij zijn gezin niet in de steek wilde laten nu hun vierde kind werd verwacht.
Op 17 september 1942 werd Albert Jan 's nachts door de politie gearresteerd, waarna hij werd weggevoerd naar kamp Amersfoort. Hij overleed op 10 deember in Leusden, bij Amersfoort. Zijn lichaam werd in Lutten op het kerkhof begraven. Zijn compromisloze verzetshouding werd op 15 juli 1982 officieel gewaardeerd met het verzetsherdenkingskruis dat als postume hulde aan de familie werd uitgereikt.
Uit Salland's Volksblad, d.d. 15-11-1946:
Toen Slagharen bevrijd was, viel Kleine Staarman als slachtoffer van een onverlaat. Vreugde heerste er aanvankelijk in het dorp Slagharen, dat met veel enthousiasme, zoals elders, zijn bevrijders, de vriendelijk grijnzende Canadezen, had verwelkomd. De komst der khaki-kleurigen betekende ’t einde van 5 jaar onderdrukking, van 5 jaar angstig leven; de plaatselijke B.S. was bijzonder actief en onder hen bevonden zich ook de heren H.I. Belt en Kleine Staarman. Beiden deden hun plicht, totdat een aantal onverlaten, behorende tot de beruchte landwachters, die de ‘Bloedploeg’ uit Norg uitmaakten, den heer Kleine Staarman vermoordden. Het tweetal BS’ers zag op dien dag vijf personen naderen, die zij dwongen af te stappen. Eén hunner, de toen 20-jarige J.L. Welle uit Amsterdam, trok plotseling zijn revolver en met een heupschot probeerde hij Belt neer te schieten. Belt werd geraakt, liet zich vallen en hield zich dood. Enkele ogenblikken later hoorde hij Kleine Staarman iets roepen, een geratel volgde uit een machinepistool, dat een einde maakte aan het leven van Kleine Staarman.
Welle, die donderdag voor het Bijzonder Gerechtshof te Assen terecht stond, kon niet anders doen dan bekennen, ook al door de verklaringen van een zestal getuigen, onder wie de heer H.I. Belt. De advocaat-fiscaal achtte de poging tot doodslag bewezen en de jeugdige leeftijd van beschuldigde in aanmerking nemende, eiste mr. Louet Feisser een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek en ontzetting uit beide kiesrechten. Uitspraak 21 november a.s.
Uit Salland's Volksblad, d.d. 06-12-1946:
Slagharen. De moordenaar van Kleine Staarman, de grondwerker Welle, is tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Dit tragische voorval had plaats op den bevrijdingsdag.
Johannes Franciscus Kosse is geboren op 2 maart 1919 te Ambt Hardenberg. Hij woonde te Schuinesloot.
Tijdens de Duitse bezetting was hij een illegale werker. Hij verspreidde illegale lectuur, hielp onderduikers onderbrengen en verzorgde deze. Tevens was hij actief lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Op 23 september 1944 is Kosse te Lutten door Duitsers en K.K.-mannen uit het kamp Erica te Ommen gevangen genomen. De Duitsers met de K.K.-mannen hielden toen te Lutten een razzia. Kosse was toen in het bezit van vuurwapenen, bij zijn gevangenneming. Kosse is toen omstreeks 19.30 in de tuin bij de woning van de arts Gouwe doodgeschoten door de Duitsers en de K.K.-mannen.
Helene Kösters was geboren op 9 oktober 1900 in het Duitse Gildehaus. Ze was in 1942 inwonend bij gezin Isak Frank te Stad Hardenberg. Ze overleed op 9 juli 1943 in concentratiekamp Sobibor. Ze is 42 jaar geworden.
Harm de Lange was op 24 november 1922 geboren in Mariënberg. Hij groeide daar op en had werk gevonden bij de Nederlandse Spoorwegen. Daarnaast was hij koster in de gereformeerde kerk van Mariënberg. In de oorlogsjaren sloot hij zich aan bij een verzetsgroep die zich vooral bezig hield met hulp aan onderduiders en neergeschoten geallieerde piloten. Zelfs, of juist, in de kerk was achter het orgel en in de toren een schuilplaats ingericht. Daarnaast deed hij mee aan sabotageacties.
Toen in maart 1945 de geallieerde troepen naar deze streken oprukten, kregen eenheden van de Binnenlandse Strijdkrachten opdracht om bruggen en spoorwissels onklaar te maken om daardoor de zich hardnekkig verzettende Duitsers te hinderen in hun bewegingen en bevoorrading. De schade moest echter zodanig zijn dat de objecten ook binnen redelijke termijn weer hersteld konden zijn, dit in verband met de Pools-Canadese opmars.
Harm deed op 25 maart 1945 mee aan een sabotageactie aan de spoorlijn bij Mariënberg. Explosies hadden de Duitsers echter gealarmeerd en tijdens een vuurgevecht raakte Harm gewond en bleef bij de spoorbaan liggen. De Duitsers kregen hulp van leden van het Kontroll-Kommando van kamp Erica. Zij maakten een eind aan Harms leven. Zijn lichaam moest de gehele dag daar blijven liggen, ter afschrikking. Harm de Lange is 22 jaar geworden.
Liepman Leman was geboren op 31 juli 1936 te Stad Hardenberg, als zoontje van Mozes Leman en Ottilia Levie. Hij is op 6-jarige leeftijd overleden op 26 februari 1943 in concentratiekamp Auschwitz.
Mozes Leman was geboren op 28 september 1905 te Stad Hardenberg, als zoon van Liepman Leman en Sientje Keijzer. Mozes was slager van beroep en huwde op 16 september 1932 te Stad Hardenberg met Ottilia Levie (dochter van Meijer Levie en Mathilde Marcus). Samen kregen ze in Hardenberg zeker drie kinderen: Sientje Leman, Mathilde Leman en Liepman Leman.
Mozes Leman overleed op 26 februari 1943 in concentratiekamp Auschwitz. Hij is 37 jaar geworden.
Mathilde Leman was geboren op 9 augustus 1934 te Stad Hardenberg, als dochtertje van Mozes Leman en Ottilia Levie. Mathilde overleed op 8-jarige leeftijd, op 26 februari 1943 te Auschwitz.
Sientje Leman was geboren op 16 mei 1933 te Stad Hardenberg, als dochtertje van Mozes Leman en Ottilia Levie. Sientje overleed op 9-jarige leeftijd, op 26 februari 1943 in concentratiekamp Auschwitz.
Ottilia Leman-Levie was geboren op 11 juli 1908 te Gemen (Dld.) als dochter van Meijer Levie en Mathilde Marcus. Ze huwde op 2 september 1932 te Stad Hardenberg met Mozes Leman.
Op 43-jarige leeftijd werd zij op 26 februari 1943 in concentratiekamp Auschwitz om het leven gebracht.
George Edward Lewis was een zoon van Charles William en Lily Ethel Lewis, uit Potters Bar, Middlesex.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Grenfell werd geïdentificeerd aan de hand van zijn polshorloge.
Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Gerrit Luichies, geboren op 9 augustus 1886 te Ambt Hardenberg, was landbouwer en behoorde bij de groep van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij is 58 jaar geworden.
Stephen Falcon Scott McCullagh was een zoon van John Stephen en Kate Lextilia McCullagh uit Neutral Bay, New South Wales in Australië. Stephen was echter geboren in het Amerikaanse Seattle.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. De begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
Ilse Michelsohn is geboren op 24 juli 1929 in het Duitse Ansbach. Ze was een dochter van Karl Michelsohn en Mathilda Michelsohn-Blein. Ilse overleed op 7 juli 1944 in concentratiekamp Auschwitz. Ze is 14 jaar geworden.
Karl Michelsohn was geboren op 26 oktober 1896 in het Duitse Ansbach. Hij was gehuwd met Mathilda Michelsohn-Blein. Karl is overleden op 7 februari 1945, ergens in Midden-Europa. De precieze plaats van overlijden is onbekend.
Mathilda Michelsohn-Blein is geboren op 21 maart 1905 in Gramsbergen. Ze was een dochter van het winkeliersechtpaar Mozes Blein en Lotte Stein. Mathilda is gehuwd met Karl Michelsohn. Ze overleed op 7 juli 1944 in concentratiekamp Auschwitz. Ze is 39 jaar geworden.
Sergeant Duncan Morrison uit Zuid-Afrika, piloot bij de Royal Air Force, gesneuveld op 6 juli 1941; begraven op het kerkhof te Lutten.
Roy Harrold Jordan, Robert Inglis Hugh Aird, Duncan Morrison en Robert Goulding vormden met z'n vieren de bemanning van een Whitley V-bommenwerper. Op de avond van 5 juli 1941 om 22.46 uur waren ze met hun vliegtuig opgestegen van de R.A.F.-basis Leeming, iets ten oosten van Northallerton in Engeland. Ze maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 94 bommenwerpers die een aanval zou uitvoeren op de Duitse stad Münster. Alle toestellen zouden na een geslaagde actie terugkeren, behalve deze Whitley V, gekenmerkt Z.6793.
Om even na middernacht, om 00.56 uur stortte deze neer op het land van Salomons bij De Krim / Schuinesloot, nadat het toestel door een Duitse nachtjager was aangevallen. Alle inzittenden kwamen daarbij om. In eerste instantie werden drie lichamen geborgen die op de achtste juli met enig militair ceremonieel van Duitse zijde op het kerkhof in Lutten werden begraven in aanwezigheid van gemeentelijke autoriteiten en de beide predikanten, waarbij ds. Theunissen een bijbelgedeelte las en voorging in gebed. De vierde inzittende, sergeant Jordan, werd pas in de middag van 11 juli gevonden en diezelfde avond, om 22.55 uur, naast zijn kameraden begraven, weer in aanwezigheid van de beide burgemeesters van Hardenberg en Gramsbergen, en de beide predikanten. De graven zouden in de loop van de oorlogsjaren gemarkeerd worden door houten kruisen met daarop de namen en registratienummers. Na de oorlog, in het begin van de jaren '50, zorgden de Imperial War Graves en het toenmalige Ministerie van Oorlog voor een meer duurzame en monumentaler aanleg met stenen.
In de laatste dagen van de oorlog naderden de Canadese en Poolse eenheden deze regio vanuit Almelo en Wierden. Duitse militairen bieden echter hardnekkig tegenstand. Om elke boerderij wordt gevochten en vele worden in brand geschoten. Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten zijn actief en bieden de geallieerde militairen zo goed als ze kunnen ondersteuning. In de vroege morgen van 6 april 1945 trekt een groep Duitsers, circa 45, zich terug, nadat ze een vergeefse poging hebben gedaan om de brug bij Geerdijk op te blazen. BS-ers hadden dat weten te verijdelen. Een groep BS-ers, ongeveer vijftien, uit Mariënberg en Beerzerveld zet de achtervolging in. De Duitsers verschansen zich achter een boerderij aan de Eerste Polderweg en het komt tot een vuurgevecht. Aanvankelijk blijkt de Duitse overmacht, zowel wat wapens als aantal betreft. Als de verzetsmensen echter de beschikking weten te krijgen over een zwaarder wapen, een brengun, keren de kansen. De gehele ochtend duurt het schieten en als omstreeks 13.00 uur de Canadezen komen, trekken de Duitsers zich terug, richting Beerze. De gewonden worden zo snel mogelijk overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo. Er zijn drie doden te bespeuren: Gerrit Willem Nijboer, Geert Oosterveen en Hendrik Jan Schipper.
Gerrit Willem Nijboer was geboren te Ambt Ommen en woonde in Beerze. Hij was daar landbouwer. De overlijdensakte vermeldt dat hij 's middags om vier uur is overleden. In Beerzerveld is later een straat naar hem genoemd. Gerrit Willem Nijboer is 27 jaar geworden.
Wolter Oordt werd geboren op 27 augustus 1919 te Ommen. Hij was werkzaam als landbouwvoorlichter en leidinggevend actief in de groep die Trouw verspreidde.
Op 12 januari werden Wolter Oordt en Mans Grendelman door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar kamp Erica te Ommen. Op deze dag en de dag daarvoor waren in Bergentheim en omgeving in totaal twaalf mannen aangehouden. Na enkele dagen werden ze gevangen gezet in het Huis van Bewaring te Almelo om vandaaruit overgebracht te worden naar De Kruisberg in Doetinchem. Op 26 februari komen bij een verzetsactie bij Varsseveld vier Duitse officieren om. Als represaille worden daar op 2 maart 1945 46 mannen uit De Kruisberg gefusilleerd. Daarbij zijn ook de twaalf mannen uit Bergentheim, waaronder Wolter Oordt en Mans Grendelman. In Beerzerveld werd een straat naar Woltert Oordt genoemd. Wolter Oordt is 25 jaar geworden.
In de laatste dagen van de oorlog naderden de Canadese en Poolse eenheden deze regio vanuit Almelo en Wierden. Duitse militairen bieden echter hardnekkig tegenstand. Om elke boerderij wordt gevochten en vele worden in brand geschoten. Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten zijn actief en bieden de geallieerde militairen zo goed als ze kunnen ondersteuning. In de vroege morgen van 6 april 1945 trekt een groep Duitsers, circa 45, zich terug, nadat ze een vergeefse poging hebben gedaan om de brug bij Geerdijk op te blazen. BS-ers hadden dat weten te verijdelen. Een groep BS-ers, ongeveer vijftien, uit Mariënberg en Beerzerveld zet de achtervolging in. De Duitsers verschansen zich achter een boerderij aan de Eerste Polderweg en het komt tot een vuurgevecht. Aanvankelijk blijkt de Duitse overmacht, zowel wat wapens als aantal betreft. Als de verzetsmensen echter de beschikking weten te krijgen over een zwaarder wapen, een brengun, keren de kansen. De gehele ochtend duurt het schieten en als omstreeks 13.00 uur de Canadezen komen, trekken de Duitsers zich terug, richting Beerze. De gewonden worden zo snel mogelijk overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo. Er zijn drie doden te bespeuren: Gerrit Willem Nijboer, Geert Oosterveen en Hendrik Jan Schipper.
Geert Oosterveen was geboren in Meppel en woonde in Beerzerveld. Hij was huisschilder van beroep. De overlijdensakte vermeldt dat hij 's middags om 15.00 uur is overleden. Geert Oosterveen is 47 jaar geworden.
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Gerrit Jan Ormel, geboren 13 november 1910 te Dinxperlo, was landbouwer en vooral betrokken bij het distributiewerk van de illegale krant Trouw. Hij is 34 jaar geworden.
Francis Garfield (Frank) Peebles was een zoon van Mathew en Grace Peebles uit Dauphin (Manitoba, Canada).
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevolgen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
Robert Lincoln Potter was een zoon van Robert Samuel en Mary Potter, uit Perth, Western Australia.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wealey (Pip) Dunn. De begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney G. Webb
Salland's Volksblad, d.d. 11-05-1945:
Hardenberg. Eén dezer dagen kon met zekerheid worden vastgesteld, dat de landbouwer J.H. Prenger uit het Hardenbergerveld, wiens woning eenigen tijd geleden door de grünen is verwoest en die zelf was gearresteerd, door den vijand is gefusilleerd. Het lijk is woensdag ter aarde besteld op het oude kerkhof. Een overgroote schare volgde de baar, die gedragen werd door leden van den Strijdgroep der N.B.S., welke in uniform waren gekleed met den helm op het hoofd. Onder doodsche stilte, terwijl de ondergrondschen het militair saluut brachten, daalde de kist in de groeve. Ds. Nijkamp las een gedeelte uit Openbaring 14, waarna burgemeester Van Oorschot in een toespraak den overledene en zijn werk eerde. In allen eenvoud heeft Prenger gewerkt ten behoeve van het vaderland. Vaak is hij van terzijde aangekeken en is gevraagd: zou hij wel goed zijn, thans is wel zeer duidelijk gebleken, dat hij een Nederlander was van groot formaat, die geleden en gestreden heeft voor zijn volk, volkomen geestelijk bereid te offeren en te sterven. Het moge een troost zijn voor de familie, dat de heele gemeente steeds met eerbied aan dezen groote zal terugdenken. Vervolgens sprak dr. Kuyvenhoven namens den commandant van den radiodienst. Vijf jaar van antichristelijke terreur liggen achter ons, een terreur waarop een reactie van de zijde van ons volk moest komen. Om nationale of principiële redenen laaide het verzet op. Prenger was een hoogst belangrijke schakel in den radiodienst, waarvan in Oost-Overijssel nog maar drie meer in leven zijn. Prenger is gestorven als een held. In alle eenvoud en volle geloofsovertuiging heeft hij gewerkt. Hoe graag hadden we gewild, dat hij de bevrijding mee had mogen maken, doch God volgde een anderen weg. Prengers gedachtenis zal in hooge eere blijven. Ds. Koopman wees er op, hoe Prenger een is van zoovelen, voor het volk gevallen. We staan aan het graf van iemand, die waarachtig held was. Velen die vijf jaar niets gedaan hebben, voeren nu een groot woord, hier was een held, die niet sprak, maar deed. Als een groot monument op zijn arbeid is daar de vrijheid van het vaderland. Maar grooter troost moge voor de familie zijn het grootere monument, opgericht in Gods Woord: Zalig die de heere zal vinden alzoo doende. het was voor Prenger een roeping als Christen, te werken voor de bevrijding van ons land, door Godswege hem op de schouders gelegd. Nu geeft Christus hem de vrijheid der kinderen Gods welke boven de vrijheid der natie uitgaat. Vermelden wij nog dat op het graf kransen waren gelegd van den Radiodienst en van de Vereeniging van Oud-leerlingen waarvan hij een trouw lid was. Den volgenden dag, den 10 mei, vond de kranslegging plaats bij het gedenkteken van sergeant Eilander, waar burgemeester Van Oorschot en ds. Koopman het woord voerden en op de Engelsche graven, waar naast den burgemeester ook ds. Jens sprak.
Nicolaas Rakers is geboren op 3 juli 1914 te Schoonebeek en op 20 november 1944 overleden te Husum (Duitsland). Hij woonde voor de oorlog in Slagharen.
Op 7 augustus 1944 is te Slagharen een Duitse soldaat door onbekend gebleven personen ontwapend. Diezelfde dag werd door de Duitsers te Slagharen een razzia gehouden, waarbij door hen twintig mannelijke personen gevangen werden genomen. Onder deze twintig personen bevond zich ook Nicolaas Rakers. Hij werd met de andere gevangen genomen personen door Duitsers vervoerd naar een soldatenkamp te Ten Arloo bij Hoogeveen. Na enige dagen werd Rakers vandaar overgebracht naar het kamp te Amersfoort. Toen hij enkele weken gevangen was gehouden, werd hij naar Duitsland gebracht met een transport andere gevangenen.
Rakers is nimmer uit Duitsland terug gekomen, doch aldaar overleden. Hij was voor zijn arrestatie koster aan de Roomskatholieke Kerk te Slagharen. Hij was fel anti-Duits en anti-N.S.B. De pastoor en de kapelaan van de parochie Slagharen waren indertijd ondergedoken, omdat zij wegens hun verzetswerk door de Duitsers werden gezocht. Rakers was bekend met het verzetswerk van de pastoor en de kapelaan en wist ook hun onderduikadres. Hij heeft tegenover de Duitsers de verblijfplaats van hen steeds verzwegen.
Nicolaas Rakers trouwde op 26 mei 1944 met Cornelia Antonia de Gooijer. Zij waren dus nog maar 11 weken getrouwd toen hij werd opgepakt.
Benjamin Ramsden was een zoon van Leonard en Annie Ramsden, uit Bradford, Yorkshire. Hij was gehuwd met Marjorie Ramsden.
Op zondag 13 augustus 1944, 's nachts om 01.30 uur, kwam vanuit Duitsland een brandend vliegtuig aangevlogen en stortte tussen Bergentheim en Mariënberg neer op een perceel heidegrond van G.J. Scholten, wonend te Bergentheim. Het bleek een grote Engelse bommenwerper te zijn. In de omgeving van het wrak werden lijken van drie bemanningsleden gevonden. De overige leden zijn waarschijnlijk in het brandende vliegtuig omgekomen. De volgende vliegeniers werden direct geïdentificeerd: C. Holland, B. Ramsden, R.S. Williams. L.R. Watts werd pas later gevonden. De eerste drie zijn op 15 augustus 1944 begraven en de laatste, L.R. Watts, vier dagen later. Bij hun begrafenis waren de burgemeester, een ambtenaar en de commandant van de Luchtbeschermingsbrigade aanwezig.
George William Rhodes, zoon van Richard Allen Rhodes en Annie Rhodes, uit Wembley, Middlesex.
Op 6 oktober 1942, rond 23.30 uur, kwam in Slagharen een vliegtuig neer op het aardappelland van Hendrik Euverman aan de Troostenwijk. Het vliegtuig kwam neer nadat van tevoren in de lucht een gevecht had plaats gehad. Bij het vliegtuig lagen verspreid vijf lijken van de bij dat vliegtuig behorende bemanning. De lijken waren deels totaal verminkt en deels totaal verkoold. Op één van de lijken werd een metalen plaatje aangetroffen waarop vermeld stond: 'G. Slater, I-287890'. Op de andere lijken werd geen herkenningsplaatje gevonden.
Het neergestorte vliegtuig was totaal vernield. Verschillende brokstukken daarvan lagen verspreid binnen een cirkel van 400 à 500 meter vanaf het vliegtuig. Het vliegtuig was ten dele zodanig verbrand en vernield dat herkenning omtrent soort en type op dat moment niet mogelijk was. De vijf lijken zijn, nadat deze door de Duitse autoriteiten waren vrij gegeven, door de de zorg van het Hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op woensdag 7 oktober 1942 te omstreeks 15 uur in de daarvoor bestemde kisten gedaan en vervoerd naar de begraafplaats te Hardenberg en op donderdag 8 oktober rond 13.30 uur aldaar begraven. Op de graven van deze omgekomen Engelse vliegers stond aanvankelijk een groot kruis met de tekst: 'Hier rusten de Engelse vliegeniers G. Slater en 4 onbekenden, gevallen 6 oktober 1942 in Slagharen'. Er werd ruimte gelaten om eventueel later namen toe te kunnen voegen.
Naderhand werden de namen van de omgekomen bekend. Het waren:
- John Forbes
- John Forman
- Walter John Howes
- George William Rhodes
- Geoffrey Slater
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Derk Jan te Rietstap, geboren op 7 april 1913 te Zelhem, was landbouwer en zwager en buurman van Gerrit Jan Ormel. Zijn boerderij was voor deze streek het centrum van waaruit Trouw werd gedistribueerd. Daar werden ook de vergaderingen van de groep gehouden. Hij is 31 jaar geworden.
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Geert Salomons Lzn., geboren 10 juni 1914 te Ambt Hardenberg, beoefende het landbouwbedrijf aan de Van Roijenswijk en hij was zowel actief in de Trouwgroep als bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij is 30 jaar geworden.
Hanni Bertel Salomonson was geboren op 29 februari 1932 in het Duitse Nordhorn. Hij woonde te Stad Hardenberg bij het gezin van Rudolf Emanuel De Bruin. Hanni Bertel overleed op 21 mei 1943 in concentratiekamp Sobibor. Hij is 11 jaar geworden.
Friedrich Salomonson is geboren op 16 december 1897 in het Duitse Nordhorn. Hij was gehuwd met Esther Salomonson-Philips. Friedrich overleed op 45-jarige leeftijd, op 21 mei 1943 in het Poolse concentratiekamp Sobibor.
Lion Salomonson was geboren op 7 juli 1930 in het Duitse Osnabrück. Hij woonde te Stad Hardenberg bij het gezin van Rudolf Emanuel de Bruin. Lion overleed op 21 mei 1943 in concentratiekamp Sobibor. Hij is 12 jaar geworden.
Esther Salomonson-Philips is geboren op 25 maart 1895 te Winterswijk. Ze was gehuwd met Friedrich Salomonson. Esther overleed op 21 mei 1943 in het Poolse concentratiekamp Sobibor. Ze is 48 jaar geworden.
Herman Hendrik Scheffer (geb. 6 juni 1892 Ambt Hardenberg, ovl. 7 april 1945 Hardenberg), was getrouwd met Eelkje Boersma. Herman Hendrik was naast zijn werk als (huis)schilder een muzikaal man (autodidact). Hij heeft vele jaren de gemeentezang in de Weidebuurtkerk begeleid en was lid van de muziekvereniging in Heemse.
Het Salland's Volksblad van 27 april 1945, de eerste krant na de oorlog, meldde: Heemse. Bij de dagen der bevrijding is de heer H. Scheffer door een doodelijk schot getroffen. Hij, die bij hem was, de heer Arends, onderwijzer aan de MULO te Hardenberg, is gewond geworden. Gisteren, op zijn 27sten verjaardag, is ook hij in het ziekenhuis overleden. De toedracht:
Hardenberg werd op vrijdag 6 april 1945 bevrijd door geallieerde eenheden die vanuit oostelijke richting, dus vanuit Duitsland, naar Zuid-Drenthe en Oost-Overijssel oprukten. In Heemse zaten toen nog Duitse soldaten. Om hen te verdrijven trokken op 6 april Canadezen met hun pantserwagens vanuit Hardenberg naar Gramsbergen om via de Haardijk Heemse te bereiken. Die omweg was noodzakelijk omdat de Duitsers de brug over de Vecht hadden opgeblazen.
Toen de Canadese pantserwagens in Heemse arriveerden en bij het kruispunt bij Oostenbrink door juichende Heemsenaren werden onthaald, kwam er uit Ommen een Duitse auto met officieren over de Hessenweg Heemse binnenrijden. Deze auto werd gevolgd door een autobus met manschappen. Zij werden direcht door de Canadezen onder vuur genomen. Na een korte heftige schotenwisseling zwaaiden de Duitsers met witte vlaggen. Zij wilden zich overgeven, maar toen de Canadezen op hen toe reden, werden zij beschoten. Een van de pantserwagens reed toen via de Scholtensdijk naar de Hervormde kerk en opende het vuur op de Duitsers. Die hadden zich inmiddels verschanst in een schuilplaats voor auto's, maar werden al snel uitgeschakeld.
Twee leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.), die daar patrouilleerden, kregen de opdracht om de Duitse overlevenden te bewaken totdat zij door de geallieerden zouden worden afgevoerd. Na dit voorval vertrokken de Canadezen weer uit Heemse. Verder opdrukken naar Ommen wilden zij niet, bang dat zij 's nachts vanuit de bossen door Duiters met pantservuisten bestookt zouden worden.
Daardoor bleef de B.S. alleen achter in Heemse en Hardenberg. Dat was gevaarlijk, want door het snelle oprukken van geallieerde troepen bleven her en der groepjes Duitsers achter die zich wilden hergroeperen. Om dat te verhinderen, versterkte de B.S. de patrouilles.
Pieter Arends en Herman Scheffer, twee leden van de Ordedienst (O.D.), hielden wacht bij de stuw. Dat was toen nog de enige verbinding tussen Hardenberg en Heemse. Daar werden zij door Duitse soldaten overvallen. Scheffer overleed ter plekke en Arends, die zwaar gewond was, stierf enkele weken later.
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Hermannus Schuurman, geboren op 25 februari 1914 te Ambt Hardenberg, was evenals Albert Bols controleur bij de C.C.D. en werkte ook nauw met hem samen in het verzetswerk ten behoeve van onderduikers. Hij is 31 jaar geworden.
Willem Sebel was geboren op 4 april 1901 en opgegroeid in Vlaardingen. Na een periode gediend te hebben bij de marechaussee in Zwolle, werd hij benoemd tot rijksveldwachter te Hardenberg. Na enige tijd vestigde het gezin zich te Lutten. In de bezettingsjaren was Willem actief in het verzet door koeriersdiensten te vervullen. Hij was bij de ondergrondse actief in het doorgeven van berichten, vaak over joodse landgenoten, maar in het bijzonder over neergehaalde geallieerde piloten. Bovendien verkeerde hij door zijn ambt in de positie om soms berichten op te vangen over snode plannen van de bezetters. Waar hij kon, probeerde hij mensen te helpen en op tijd te waarschuwen, zodat menig actie van de bezetters mislukte.
Toen hij op een kwade dag met de verzetsgroep vergaderde in het klooster in Zwolle, vielen de Duitsers binnen. Vermoedelijk is er verraad in het spel geweest. De groep werd gearresteerd en gevangen gezet. toen enige tijd daarna een sabotageactie op de Berkumer spoorbrug werd uitgevoerd door het verzet, werden vijf mensen uit de gevangenis gehaald en door de vijand als represaille op 31 maart 1945, in het zicht van de bevrijdiging, gefusilleerd. Onder hen was Willem Sebel. Nadat de lichamen een dag lang als waarschuwing waren blijven liggen, werden ze vrijgegeven. Op een bakfiets werd het lichaam van Sebel naar Lutten gebracht om daar begraven te worden. Na de bevrijding vertrok mevrouw Sebel met haar kinderen uit Lutten om zich in Zwolle, haar geboortestad, te vestigen.
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Roelof Seinen, geboren op 19 september 1912 te Meppel, was opzichter bij Rijkwaterstaat. Voor het verzetswerk was hij aangesloten bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij is 32 jaar geworden.
Sergeant Geoffrey Slater, zoon van Harold en Ivy Marie Slater, uit Sheffield.
Op 6 oktober 1942, rond 23.30 uur, kwam in Slagharen een vliegtuig neer op het aardappelland van Hendrik Euverman aan de Troostenwijk. Het vliegtuig kwam neer nadat van tevoren in de lucht een gevecht had plaats gehad. Bij het vliegtuig lagen verspreid vijf lijken van de bij dat vliegtuig behorende bemanning. De lijken waren deels totaal verminkt en deels totaal verkoold. Op één van de lijken werd een metalen plaatje aangetroffen waarop vermeld stond: 'G. Slater, I-287890'. Op de andere lijken werd geen herkenningsplaatje gevonden.
Het neergestorte vliegtuig was totaal vernield. Verschillende brokstukken daarvan lagen verspreid binnen een cirkel van 400 à 500 meter vanaf het vliegtuig. Het vliegtuig was ten dele zodanig verbrand en vernield dat herkenning omtrent soort en type op dat moment niet mogelijk was. De vijf lijken zijn, nadat deze door de Duitse autoriteiten waren vrij gegeven, door de de zorg van het Hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op woensdag 7 oktober 1942 te omstreeks 15 uur in de daarvoor bestemde kisten gedaan en vervoerd naar de begraafplaats te Hardenberg en op donderdag 8 oktober rond 13.30 uur aldaar begraven. Op de graven van deze omgekomen Engelse vliegers stond aanvankelijk een groot kruis met de tekst: 'Hier rusten de Engelse vliegeniers G. Slater en 4 onbekenden, gevallen 6 oktober 1942 in Slagharen'. Er werd ruimte gelaten om eventueel later namen toe te kunnen voegen.
Naderhand werden de namen van de omgekomen bekend. Het waren:
- John Forbes
- John Forman
- Walter John Howes
- George William Rhodes
- Geoffrey Slater
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als represaille gefusilleerd.
Willem van der Sluis, geboren op 3 april 1910 te Avereest, oefende het schildersberoep uit. Hij was actief lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij is 34 jaar geworden.
Lucas Smit (geboren 2 april 1917) woonde bij zijn ouders op Keiendorp bij Lutten. Hij was knecht bij een boer/tuinder. Op een dag moest hij voor een boodschap naar de smid in Slagharen. De dag daarvoor was een Duitse soldaat bij een overval van zijn wapens beroofd. Tijdens een razzia werd ter vergelding een aantal mensen opgepakt, onder wie Lucas. Hij was gekleed voor zijn werk: in overal en op klompen, en had geen persoonsbewijs bij zich. Zij werden weggevoerd naar het kamp 'Ten Arloo' tussen Zuidwolde en Hoogeveen. Lucas' vader is daar de volgende dag nog heen gegaan met kleding en een deken.
Via Amersfoort is Lucas uiteindelijk terechtgekomen in een kamp in Duitsland: in kamp Peres-Böhlen, ongeveer dertig kilometer ten zuiden van Leipzig. Het was een zogenaamd 'Arbeitserziehungslager', een strafkamp voor dwangarbeiders, met de veel te mooie (bij)naam Alpenrose. Onderweg kon hij nog een kaart aan zijn ouders uit de trein gooien. Via een beambte bij de spoorwegen kregen de ouders op Keiendorp dit bericht. Begin december 1944 overleed Lucas in het kamp aan difterie. Met hulp van het Rode Kruis slaagde de familie erin om Lucas na de oorlog in Lutten te herbegraven.
Het begon op de rustige zomeravond van 16 juni 1942. De bemanning van de Handley Page Halifax MK-II nr. W7651 van het 102e Ceylon Squadron vertrok van de Engelse luchtmachtbasis Dalton voor de zoveelste vlucht naar nazi-Duitsland. Het viermotorig vliegtuig werd bemand door acht vliegers, drie Canadezen en vijf Britten. Gewoonlijk werd een dergelijk toestel gevlogen door een zevenkoppige bemanning.
's Middags waren ze gebriefed en hadden ze te horen gekregen welke doelen aangevallen moesten worden. Het Ruhrgebiet en het Rheinland stonden ditmaal op het programma van de Royal Air Force. Captain-pilot William Robert Davies was de gezagvoerder. Met zijn vierentwintig jaar begon hij, al min of meer als veteraan, aan zijn 28ste oorlogsvlucht. Zodra hij er 30 zou hebben gevlogen (een tour), kon hij met verlof om zijn door de oorlog uitgestelde huwelijksreis te maken. Second-pilot Francis Garfield Peebles ging mee om ervaring op te doen alvorens hij met zijn eigen vliegtuig en bemanning op weg zou worden gestuurd. Frank was enig kind van zeer gegoede ouders die in Canada enkele garages en bioscopen exploiteerden. Hij droeg die dag een fraai geborduurde sjaal met de namen van zijn ouders erop geborduurd.
Nietsvermoedend ging het team, met vele andere geallieerde vliegtuigen, in de nacht van 16 op 17 juni op weg naar onbekende gevaren, om met hun bommenlast Hitler-Duitsland aan te vallen. Verschillende Radewijkers - die tot dan toe gelukkig weinig oorlogsgeweld hadden meegemaakt - werden 's nachts tegen drieën wreed in hun rust verstoord door het angstaanjagende geluid van vliegtuigmotoren, kort daarna gevolgd door een doffe dreun. Tot hun grote verbijstering zagen ze een enorme vuurzee en hoorden ze ontploffingen van munitie van het aanwezige boordgeschut. Bij de familie Tromp aan de Veldingerveldweg viel een stuk pantserplaat door het dak.
Het neergestorte vliegtuig was de Halifax van captain Davies en zijn bemanning. Alle bemanningsleden vonden hun einde in een weiland tegenover het erf van de familie Tromp. Op de terugweg van hun missie boven Duitsland waren ze neergeschoten door een Duitse nachtjager van het derde Nachtjagdgeschwader-1. Aan de stuurknuppel van het vijandige toestel zat Oberleutnant Dormann. Hij had het geallieerde vliegtuig in het vizier gekregen en voerde zijn opdracht uit - met desastreuse gevolgen voor de Halifax.
Geen van de bemanningsleden overleefde de crash. Ze werden deerlijk verminkt teruggevonden. Aanvankelijk konden slechts twee vliegers worden geïdentificeerd: Daniel Hanlon en Harry Smith. De met bloed doordrenkte sjaal van Frank Peebles werd teruggevonden door de heer Boekhoven, plaatselijk hoofd van de luchtbescherming. Na de oorlog werd de sjaal via familieleden teruggegeven aan de ouders van Peebles. De vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Aanvankelijk werd een houten kruis geplaatst met daarop de tot dan toe bekende namen van de omgekomen vliegers. Er was ruimte op het kruis vrijgelaten om later namen toe te kunnen voegen. Tegenwoordig zijn de namen van alle gesneuvelden bekend:
- warrant-officer William Robert (Bill) Davies, kapitein-piloot, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- flight-sergeant Francis (Frank) Garfield Peebles, tweede piloot, Royal Canadian Airforce, 22 jaar oud
- pilot-officer John Emmanuel Sumpton, schutter/radiotelegrafist, Royal Canadian Airforce, 24 jaar oud
- pilot-officer Edward Frederick Lloyd, navigator, Royal Airforce, 25 jaar oud
- sergeant Daniel (Danny) Hanlon, boordmecano, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ernest (Jacky) Jackson, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Harry Smith, schutter, Royal Airforce, 22 jaar oud
- sergeant Ian Duncan, bommenrichter, Royal Airforce, 23 jaar oud
Alle omgekomen vliegers hebben hun eigen grafsteen op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg, voorzien van aangrijpende teksten als: Sunset and evening star and one clear call for me! - Goodnight darling, until the daybreak and the shadows flee away - Still loved he sleeps with his comrades in an blessed plot for ever England - God be with you, our loved one, till we meet again - Of charity pray for his and for all who died in the cause of freedom.
De wrakstukken van het gecrashte vliegtuig werden opgeruimd door de Duitsers. Oberleutnant Dormann, de Duitse nachtjagerpiloot, was een al wat oudere piloot. Het was zijn eerste vliegtuig dat hij neerschoot en het 42e van het Geschwader waartoe hij behoorde. Dormann overleefde de oorlog en woonde in 1983 in Osnabrück. Na de oorlog werkte hij als piloot van de burgerluchtvaartmaatschappij Lufthansa.
57 jaar na de crash - op 10 juli 1999 - is ter nagedachtenis aan de gesneuvelde bemanning een gedenkteken geplaatst in de buurt waar de bommenwerper is neergekomen.
Bron: 'Het boek van Roke', de geschiedenis van Radewijk en haar bewoners; Historische Vereniging Hardenberg, 1999
Op de begraafplaats in Bergentheim zijn op 27 april 1945 twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Zij werden op 2 maart 1945 samen met 34 anderen bij Varsseveld als repressaile gefusilleerd.
Albert Timmerman, geboren op 11 januari 1898 te Gramsbergen, was landbouwer en verzetsman bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Op zijn boerderij was een wapendepot van deze groep verstopt. Hij is 47 jaar geworden.
Sidney George Webb was een zoon van Arthur William en Nellie Marion Webb, uit Blackmore Park, Worcestershire.
Op 30 maart 1943, omstreeks 04.00 uur, stortte een Engels bombardementsvliegtuig, een Lancaster, brandend neer in de buurtschap Sibculo bij de boerderij van de familie Biewenga. De bemanning, bestaand uit zes personen, kwam om doordat de parachutes bij het afspringen niet werkten. De omgekomen vliegers zijn op 1 april begraven op het oude kerkhof Nijenstede te Hardenberg. Grenfell werd geïdentificeerd aan de hand van zijn polshorloge.
Bijna veertien dagen later, op 13 april, werd nog een lijk onder de wrakstukken gevonden, het betrof de jonge Australiër Philip Wesley (Pip) Dunn. De bergers vonden hem; zijn hoofd en beide armen waren afgebrand, maar zijn papieren waren nog in orde. Zijn begrafenis heeft op 16 april, om 18.00 uur, te Hardenberg plaatsgehad. In het geheel zijn dus zeven personen bij het ongeval om het leven gekomen. Temidden van de graven werd een groot kruis geplaatst, waarop stond: 'Hier rusten de engelse vliegeniers, serg. Lewis, serg. Cordingley, Potter, R. McCullach en twee onbekenden, gevallen 30 maart 1943 in Sibculo, gemeente Hardenberg'.
De omgekomen bemanningsleden waren:
- Ronald Cordingley
- Stephen Falcon Scott McCullagh
- Philip Wesley Dunn
- Kenneth Hugh Grenfell
- George Edward Lewis
- Robert Lincoln Potter
- Sidney George Webb
Robert Stanley Williams was een zoon van Mary Ethel Williams, uit Queensferry, Flintshire.
Op zondag 13 augustus 1944, 's nachts om 01.30 uur, kwam vanuit Duitsland een brandend vliegtuig aangevlogen en stortte tussen Bergentheim en Mariënberg neer op een perceel heidegrond van G.J. Scholten, wonend te Bergentheim. Het bleek een grote Engelse bommenwerper te zijn. In de omgeving van het wrak werden lijken van drie bemanningsleden gevonden. De overige leden zijn waarschijnlijk in het brandende vliegtuig omgekomen. De volgende vliegeniers werden direct geïdentificeerd: C. Holland, B. Ramsden, R.S. Williams. L.R. Watts werd pas later gevonden. De eerste drie zijn op 15 augustus 1944 begraven en de laatste, L.R. Watts, vier dagen later. Bij hun begrafenis waren de burgemeester, een ambtenaar en de commandant van de Luchtbeschermingsbrigade aanwezig.
Pieter Hendrik Wolfert werd op 28 april 1902 in het Zeeuwse Terneuzen geboren. Na zijn theologische studie in Kampen werd hij in 1933 gereformeerd predikant te Mariënberg. Hij was een goede vriend en geestverwant van zijn collega, ds. Slomp te Heemse. Ook ds. Wolfert raakte betrokken bij hulp aanonderduikers, joden, vluchtelingen en piloten. Vanuit de pastorie stond hij verzetsmensen met raad en daad terzijde. Ook in zijn prediking nam hij principieel stelling tegen de Nazi-ideologie. In en na 1942 moest hij onderduiken. Onder een andere naam ging hij echter nog regelmatig voor in kerkdiensten.
Aan het einde van de oorlog moest het predikantsgezin uit veiligheidsoverwegingen - te dicht bij het spoor - de pastorie verlaten en kon het inwonen bij de fam. Hulzebosch. Ds. Wolfert had zich inmiddels weer verenigd met zijn gezin en had zijn werk in Mariënberg weer opgepakt. Hij werd gearresteerd als vergelding voor de sabotageacties aan bruggen en spoorweg, en waarschijnlijk ook omdat hij in Duitse ogen steeds min of meer verdacht gebleven was. Via kamp Erica werd hij overgebracht naar de gevangenis te Almelo. Daar werd hij, met anderen, op 29 maart 1945 in Wierden gefusilleerd, als represaille voor de sabotageacties van het verzet. In Mariënberg is later een straat naar hem genoemd. Pieter Hendrik Wolfert is 42 jaar geworden.